Wollige matties

Gisteren was ik op avontuur met mijn mensen. We gingen wandelen door de Bommelerwaard. Dat is middenin Nederland. Er stromen veel rivieren. De Maas en de Waal bijvoorbeeld. En om te zorgen dat het water in de rivier blijft, en niet het land op stroomt, zijn er ook dijken. Dijken langs de rivieren. Rivierdijken noemen ze dat. Lekker makkelijk. Grote hopen zand met daarop gras, als langgerekte heuvels in het landschap. En daartussen stroomt dan de rivier.

Er zijn drie soorten rivierdijken. Wakers, slapers en dromers. De waker is de dijk die direct aan het water ligt en het water in de rivier tegenhoudt. Daarachter ligt een stukje droog land, en dan komt er weer een dijk. De dromer. Die ligt de hele tijd een beetje te dromen, en gaat pas aan het werk als het water in de rivier zo hoog komt te staan, dat deze over de waker heen stroomt, over het landje heen, tot aan de dromer. En dan is er nog de slaper. Dat is een dijk nog verder in het land, die pas wat gaat doen als het water echt heel hoog komt en zowel over de waker als de dromer heen stroomt. Het water in de rivier staat hoog als het veel heeft geregend. Of als er in de bergen veel sneeuw smelt, dus bijvoorbeeld in het voorjaar, als het warmer wordt. De rivieren de Waal en de Maas komen namelijk helemaal uit de bergen van Frankrijk en Zwitserland, en stromen via ons land naar zee. Als het is gestopt met regenen en smelten, zakt het waterpeil van de rivier weer. Het water komt dan lager te staan. Het water gaat dan weg bij de slaper, weg bij de dromer. En stroomt dan weer netjes tussen de waker-dijken. 

Dus wij liepen de dijk op. Een dromer, want tussen ons en de rivier in lag een stukje droog land en dan de waker. Het was een flinke klim. Voor mijn mensen dan. Zij hebben veel langere poten dan ik, en toch zijn ze langzamer. Gek toch? Ik sjeeste zo die dijk op. 

We liepen een klein stukje. Ineens stond er een hek dwars over de dijk. In het hek zat een opening. Een kuil in de dijk. Eroverheen lagen stalen stokken. Net een barbecue zeg maar, maar dan heel groot. Ik kon er niet overheen lopen, dan zou ik met mijn poten zo floep langs de stokken vallen. Mensenpoten zijn wel groot genoeg. En dus tilde mijn mens me op. Toen ze me weer neerzette, schudde ik me even uit. Dat doe ik altijd als ik iets een beetje spannend vind. ‘Dit is een wildrooster, Lou’, zei mijn mens. ‘Om te zorgen dat schapen niet ontsnappen. Zij kunnen net als jij niet over dit rooster heen lopen.’ Ik keek haar aan. En dacht: Geen idee wat een schaap is, maar ik ga nu lekker snuffelen, okee?

Daarna was het weer snuffeltijd. Dat vond ik tenminste. Maar mijn mens zei, nadat we na vijf minuten nog geen tien meter waren opgeschoten: ‘Kom Lou, het is niet de hele tijd snuffeltijd, we moeten ook een beetje doorlopen.’ Dat deed ik dan maar. Vooral omdat mijn mens gewoon doorliep, en ze anders te ver weg was. Ik moet toch een beetje op mijn mens passen tijdens zo’n wandeling. Dus dan racete ik weer naar haar toe. En ging weer snuffelen. Totdat mijn mens weer te ver weg was. En dan ging ik weer racen. En weer snuffelen. En weer racen. En weer snuffelen. 

Na een tijdje rook ik iets merkwaardigs. Ik snufte en sniffelde. Een struik verderop was het nog sterker. Ik volgde een spoor, mijn neus achterna. Sniffel, snuffel. ‘Beh’, hoorde ik plots heel hard bij mijn oor. Van schrik maakte ik een klein sprongetje. En keek recht in de ogen van een wit monster. ‘Iep!’, zei ik. Tja. Ik zou willen dat ik een stoere blaf deed, maar als ik eerlijk ben was het echt een ‘iep’. Dat klonk alsof ik bang was, en dat was ook zo, maar liever had ik iets stoers laten horen. ‘Beh!’, zei het witte monster nog een keer. ‘Beh-beh’, hoorde ik toen achter me. Ik was omsingeld! ‘Brrrrwoef!’, zei ik toen. Tja. Daar was ik nog niet heel tevreden over, liever had ik vervaarlijk geblaft, maar het was al beter dan ‘iep’. ‘Lou, dat is een lammetje, die zijn lief!’, zei mijn mens. Mijn mens is af en toe echt niet helemaal goed bij haar hoofd, hoor. Mens, dit is een gevaarlijk wit monster! Ik ga je beschermen! ‘WAF WAF WAF GRRRRR’. Tevreden keek ik naar mijn mens. Het witte monster rende weg. ‘Lou-hoe’, zei ze. Zo noemt ze me altijd als ze vindt dat ze het beter weet. Dus ik zuchtte maar vast. ‘Lou-hoe, kijk nou, dit is een lief lammetje, daar hoef je niet zo boos tegen te blaffen!’ En om te laten zien dat ze gelijk had, liep ze naar het witte monster en gaf het een pluk gras. Gras he? Niet een lekker botje ofzo, nee, gras. ‘Tsjie!,’ deed ik, en nog een keer: ‘Tsjie!’, want mijn neus ging kriebelen van dat gras. En ik tilde mijn poot op en plaste tegen de struik waar het witte monster net stond. Lekker puh. 

Maar het erge was, die hele dijk stond vol met die witte dingen. En mijn mens elke keer maar zeggen dat het een lief lammetje was. En ik elke keer maar mijn blafwaffel opentrekken. Bij lam nummer tien werd ik er zelf ook een beetje moe van. Bij lam nummer elf hield ik mijn blafwaffel en zei ik alleen nog maar ‘Grmmmbl’. Niet heel hard, maar net hard genoeg voor het lam om het te horen en een klein huppeltje te maken. ‘Goed zo, Lou’, zei mijn mens, ‘je bent nog niet helemaal stil maar okee’. Bij lam nummer twaalf deed ik het weer, en maakte het lam weer een huppeltje. Dat was geinig. Ik deed mijn kwispel aan, en het lam deed ook zijn kwispel aan. ‘Grmmbl’, zei ik bij lam nummer 13, en hup, daar hupste het wollige lammetje weer. En toen deed ik mijn kont omlaag. Dat doe ik vlak voordat ik ga racen, dan ga ik harder. En toen mijn kont omlaag was: racen. Achter het lam aan. Alleen was ik even vergeten dat ik aan de riem zat. En aan het andere eind van die riem zat mijn mens. 

‘Dag wollige mattie’, zei ik tegen het lam aan het einde van de dijk, ‘ik hoop dat ik de volgende keer los mag, dan kunnen we samen racen’. Dat klonk als ‘Grmbliep, grmbliep’ voor mijn mens, want die verstaat natuurlijk geen honds. ‘Meh’, zei mijn wollige mattie terug. Dat betekent: ‘Dag stoere race-mattie, ik vond het leuk dat je er was en hoop ook dat we de volgende keer kunnen racen!’ Dat denk ik tenminste. Ik versta nog niet zo goed schaaps. 

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *